Wetgeving vetafscheiders

Een vetafscheider is de oplossing om verstopping en aantasting van de riolering te voorkomen, maar wanneer moet men een afscheider installeren en aan welke eisen moet deze afscheider voldoen?

Het lozen van plantaardige of dierlijke oliën of vetten is vanuit het oogpunt van de doelmatige werking van het openbaar riool ongewenst, omdat gestold vet zich in het riool kan afzetten. Dat vermindert de afvoercapaciteit van het riool en kan zelfs tot verstopping leiden. Bovendien kunnen vetzuren het riool aantasten waardoor de levensduur hiervan aanzienlijk wordt verkort. Met het plaatsen van een goed gedimensioneerde en goed onderhouden combinatie van vetafscheider met slibvangput kunnen deze problemen worden voorkomen.

Lozing en wetgeving

Uitgangspunt is dat het lozen van plantaardige of dierlijke oliën en vetten zoveel mogelijk moet worden voorkomen, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Deze beperking kan worden bereikt door een slibvangput en een vetafscheider te installeren. Indien deze zuivering technische voorzieningen zijn geplaatst en voldoen aan de NEN-EN (of door het bevoegd gezag zijn goedgekeurd als zijnde gelijkwaardig), wordt invulling gegeven aan de best beschikbare technieken (BBT).

Daarbij is het uiteraard van belang dat er continue aandacht is voor het zo veel mogelijk voorkomen dat vet in het afvalwater geraakt. Dit betekent dat van de ondernemer verwacht mag worden dat deze preventiemaatregelen neemt, om de hoeveelheid vet in het afvalwater terug te dringen. Dit kan door zorgvuldig te werken. Bij restaurants en horecagelegenheden moeten maaltijdrestanten zoveel mogelijk droog worden verwijderd alvorens het servies afgespoeld wordt. Het gebruik van voedselrestvermalers is verboden. Ook met reinigingsmiddelen moet zorgvuldig worden omgegaan. Overdosering kan leiden tot emulgeren van het vet in het afvalwater. De kans bestaat dat dit vet verderop in het riool stolt en alsnog tot verstopping kan leiden.

De normen en wetgeving rondom lozing van afvalwater uit een horecabedrijf zijn neergelegd in het activiteitenbesluit (januari 2008).

Europese normen

Om een goede werking van vetafscheiders te garanderen, zijn vanaf 1990 normen ontwikkeld en vastgesteld waaraan de afscheiders moeten voldoen. De normen hebben onder meer betrekking op het ontwerp (waaronder de dimensionering) en het onderhoud van de afscheiders. Op vetafscheiders en slibvangputten was NEN 7087 van toepassing. De nationale normen zijn inmiddels vervangen door Europese normen. Voor vetafscheiders en slibvangputten zijn dat de NEN-EN 1825-1 en -2. Het betreft een integrale overname van de oorspronkelijke (Engelstalige) EN-norm, aangevuld met een Nederlands voorwoord. Een belangrijk verschil tussen de oude en de nieuwe normen is de wijze waarop de capaciteitsberekening wordt uitgevoerd. Vanaf 1 september 2006 moeten alle op de Europese markt verkochte olie- en vetafscheiders voldoen aan de NEN-EN-normen en zijn voorzien van een CE-markering.

Wijzigingen in de regelgeving na inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit (1 januari 2008)

Nieuwe bedrijven

Nieuwe bedrijven die voedingsmiddelen bereiden of dieren slachten dienen op grond van artikel 4.109 van het Activiteitenbesluit het vethoudend afvalwater voorafgaand aan de vermenging met een ander afvalwater te leiden, door een vetafscheider en slibvangput die voldoen aan en worden gebruikt conform NEN-EN 1825-1 en 2. In het Activiteitenbesluit is aangegeven dat het onderhoud van de vetafscheider moet plaatsvinden conform NEN-EN 1825-1 en 2. Hierin staat vermeld dat minstens een keer per maand de afscheider moet worden geïnspecteerd, geleegd en schoongemaakt. Het bevoegd gezag kan met een lagere frequentie volstaan als dat geen nadelige gevolgen heeft met het oog op het doelmatig functioneren van de afscheider.

Alleen via een maatwerkvoorschrift kan een lozing afkomstig van een nieuw bedrijf met deze activiteiten zonder een dergelijke voorziening worden toegestaan. Hiervan kan gebruik worden gemaakt als b.v. de omvang van deze activiteit erg gering is of indien er geen vetten bij de voedselbereiding worden gebruikt. Een getalsmatig criterium, zoals de 300 mg/l vet die nu in de besluiten staat, komt te vervallen. Afgelopen jaren is gebleken dat dit een lastig te bepalen eenheid is met grote variaties in direct opeenvolgende metingen.

Bestaande bedrijven

Huidige ondernemers, die op dit moment geen vetafscheider hebben, krijgen op grond van het overgangsrecht in het Activiteitenbesluit een maatwerkvoorschrift op basis waarvan geen afscheider verplicht is. Als het bevoegd gezag toch een vetafscheider wil verplichten bij een ondernemer, dan zal het bevoegd gezag moeten kunnen aantonen dat de doelmatige werking van het riool belemmerd wordt door de lozing van dit bedrijf. Dit zal vaak zeer lastig zijn en bovendien moet de doelmatige werking van de riolering eerst verstoord zijn om het te kunnen aantonen. De directe relatie tussen het effect (vetafzetting/verstopping) en de veroorzaker is moeilijk te leggen. Vaak zal het voorkomen dat meerdere bedrijven op hetzelfde deel van het riool vethoudend afvalwater lozen. Als er dan verstopping als gevolg van de vetafzetting optreedt is het vrijwel onmogelijk om één individuele veroorzaker aan te wijzen.

Toepassing nieuwe NEN-EN

Bij het plaatsen van nieuwe vetafscheiders moet de nieuwe NEN-EN gehanteerd worden. Bij handhaving van bestaande vetafscheiders geldt dat zowel het aantoonbaar voldoen aan de oude NEN, als aan de nieuwe NEN-EN-norm in de geest van de wetgeving is. De overgangsregeling is zodanig dat de bestaande afscheiders blijven voldoen. Belangrijk verschil in de nieuwe norm is de capaciteitsberekening. In de NEN-EN 1825-2 worden in Annex A vier methoden van capaciteitsberekening genoemd: meting van het debiet, berekening gebaseerd op aanwezige keukenapparatuur, berekening gebaseerd op de soort keuken of soort vleesverwerking en een op maat berekende capaciteit, die geaccepteerd is door het bevoegd gezag. Toepassing van de tweede methode heeft de voorkeur.

Bij toepassing van deze berekeningen, dient een ondernemer in een aantal gevallen een grotere afscheider te plaatsen dan bij hantering van de berekening van de oude NEN. Het bevoegd gezag zal bij toepassing van de nieuwe berekeningsmethoden rekening moeten houden met de praktijksituatie van de activiteit, de NEN- EN biedt hiervoor de mogelijkheid. Hierna volgen voor twee methoden een berekeningswijze:

  1. Capaciteitsberekening op basis van keukenapparatuur
  2. Capaciteitsberekening op basis van de soort keuken of soort vleesverwerking

Certificering

Certificering (met bijvoorbeeld een KOMO-keur) op grond van een beoordelingsrichtlijn (BRL), komt in het Activiteitenbesluit en het toekomstige Besluit lozingen buiten inrichtingen niet terug. Als de vetafscheider is voorzien van een CE-markering voldoet deze aan de NEN-EN. In de bijlage van de NEN-EN (annex Za) wordt uitgelegd wat de CE-markering inhoudt. Meer informatie is te vinden op de website van VROM, dossier CE-markering .

Het is niet eenvoudig te toetsen of een niet-gecertificeerde vetafscheider aan de NEN-EN voldoet. De aspecten van de NEN-EN hebben onder andere betrekking op de dimensionering en de materiaaleigenschappen. Vooral dit laatste aspect is bij een eenmaal geplaatste afscheider moeilijk te beoordelen. Het bedrijf is zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van gegevens (zoals een handleiding en aanvullende informatie van de leverancier) waaruit de gelijkwaardigheid blijkt. De vetconcentratie in het effluent van de afscheider kan niet gebruikt worden om de gelijkwaardigheid aan te tonen, omdat deze sterk wisselend is en afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Zelfs als de vetafscheider/slibvangput goed is gedimensioneerd en recent is schoongemaakt, kunnen de vetgehaltes in twee direct na elkaar genomen monsters sterk van elkaar verschillen, waardoor een steekmonster geen juist beeld geeft. Het nemen van een representatief monster vergt echter onevenredige inspanning.

Controle voorziening

In artikel 4.109 van het Activiteitenbesluit is geen controle voorziening voorgeschreven. Het getalsmatig criterium van 300 mg/l uit de 8.40 amvb’s is met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit komen te vervallen. Er is dus ook geen noodzaak meer om een controle voorziening voor te schrijven.

Capaciteitsbepaling vetafscheider

Het criterium voor het plaatsen van een vetafscheider is de hoogte van de vetconcentratie in het afvalwater van uw bedrijf. Voor het bepalen van de capaciteit van de vetafscheider is het aantal toestellen met lozingspunten en schrobputjes noodzakelijk. Aan de hand van deze gegevens kan door ons een capaciteitsberekening gemaakt worden om de noodzakelijke capaciteit van de afscheider te bepalen.

Geen vetafscheider

Volgens de “oude” norm hoeft u geen vetafscheider te plaatsen als uw bedrijf afvalwater op het riool loost met minder dan 300 milligram vet per liter. Deze norm wordt niet meer gehanteerd in het nieuwe activiteitenbesluit. Om géén vetafscheider te hoeven plaatsen moet u dus kunnen aantonen dat uw bedrijf geen vetten bij de voedselbereiding gebruikt of dat de activiteiten dermate gering zijn dat u beneden de voorheen genoemde lozingsnorm (300 milligram vet per liter) zit. Om dit te kunnen bewijzen dient u een maatwerkvoorschrift op te stellen waaruit blijkt dat het afvalwater dat u loost niet de doelmatige werking van het rioolstelsel belemmert. Onder normale omstandigheden kan dit worden bereikt door ‘ good-housekeeping’, waardoor er nauwelijks vet in de riolering komt. Dit geldt voor bijvoorbeeld een snackbar, sportkantine, of bedrijfsrestaurant met kleine kokswaren op zeer bescheiden schaal. Ook kunt u eventueel een monster op eigen kosten nemen. Constateert u vervolgens dat de lozing van afvalwater beneden de norm blijft, dan kunt u overwegen om geen afscheider te plaatsen. Besef echter wel dat de samenstelling van het afvalwater sterk afhankelijk is van de werkzaamheden en dat een meting niet altijd representatief is voor dat moment. Plaatst u geen vetafscheider dan is dat voor een gemeente reden te meer om te controleren. De kosten voor de monstername zijn dan wel voor de gemeente.

De gemeente heeft de mogelijkheid om in bijzondere gevallen nadere eisen te stellen aan bijvoorbeeld de werkwijze in uw bedrijf, zodat zeker is dat er zo min mogelijk vet in het afvalwater komt. Als later de hoeveelheid vet toeneemt die met het afvalwater geloosd wordt, kan plaatsing van een vetafscheider alsnog nodig zijn.

Wel een afscheider

Indien u wel kiest voor een afscheider, zal het accent niet meer liggen op controle van de vetconcentratie maar op het periodiek reinigen van de vetafscheider. De afscheider dient zo vaak geledigd te worden, als voor een goede werking noodzakelijk is. In de praktijk betekend dit dat de afscheider leeg gemaakt dient te worden indien de vetlaag de maximale dikte heeft bereikt van 16 cm, of indien het bezinkgedeelte voor meer dan de helft gevuld is met bezinksel.

Controle voorziening

In artikel 4.109 van het Activiteitenbesluit is geen controle voorziening voorgeschreven. Het getalsmatig criterium van 300 mg/l uit de 8.40-amvb’s, is met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit komen te vervallen. Er is dus ook géén noodzaak meer om een controle voorziening voor te schrijven.

Wat te doen bij twijfelgevallen ?

In het geval dat u niet meer weet of u nu wel of geen vetafscheider moet plaatsen, kunt u het beste contact opnemen met de gemeente, afdeling milieuzaken.

Als u twijfelt of u boven de gestelde lozingsnorm uitkomt en het plaatsen van een afscheider liever achterwege laat, doet u er toch verstandig aan om in ieder geval een controle voorziening te plaatsen. In de praktijk komt dit er op neer dat u een controleput plaatst tussen de keukenriolering. Dit is de meest eenvoudige oplossing en tevens een goede manier om aan te tonen dat u ook daadwerkelijk beneden de voorheen aangenomen lozingsnorm van 300 mg per liter afvalwater blijft.

Aandachtspunten

Bij het aanschaffen van een vetafscheider zijn er een paar aandachtspunten waar op gelet moet worden.

Om te beginnen wordt door de gemeente als eis gesteld dat de afscheider dient te voldoen aan de NEN-EN 1825-1 en -2 , sommige gemeenten vragen ook een KOMO-keur. (dit kunnen ze echter niet verplichten omdat dit niet in het activiteitenbesluit terugkomt)

Het plaatsen van een controleput achter de afscheider wordt in veel gemeenten dringend aanbevolen, alhoewel dit door het nieuwe activiteitenbesluit ook niet meer kan worden afgedwongen. Verder dient er rekening mee gehouden te worden dat het rioolstelsel gescheiden is, dat wil zeggen dat er alleen maar afvalwater uit de keuken op de afscheider geloosd mag worden, in geen geval mogen er toiletten of regenafvoeren op de afscheider worden aangesloten.

Bij het plaatsen op een locatie waar er auto’s of vrachtwagens over de afscheider kunnen rijden, is het noodzakelijk om gebruik te maken van zwaar verkeersdeksels.

Afvalstroomnummer

De data van het reinigen van de vetafscheider dient u zelf bij te houden, belangrijk is het om de factuur of begeleidingsbrief te bewaren die u krijgt na het reinigen. Hierop staat ons afvalstroomnummer vermeld , hieraan is te zien dat uw afscheider op een verantwoorde manier is gereinigd door een bedrijf dat over de juiste papieren en vergunningen beschikt.

Wij dragen er zorg voor dat het ingezamelde vet op een legale manier wordt verwerkt. Op 10 oktober 2002 is de EU verordening 1774/2002 van het Europees parlement en de raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten gewijzigd en gepubliceerd. Hierbij is bepaald dat het vervoederen van keukenafval en etensresten van horecabedrijven, of voedermiddelen die keukenafval of etensresten bevatten of daarvan afkomstig zijn (incl. frituurvet) vanaf 1 november 2002 niet meer mag worden vervoederd aan vee anders dan pelsdieren. Wij staan garant dat de door ons ingezamelde vetten niet worden verwerkt in enigerlei veevoeder maar op een biologische manier worden vergist.